inroepen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | roep in | riep in | heb ingeroepen |
jij, je, u | roept in | riep in | hebt ingeroepen |
hij, zij, het | roept in | riep in | heeft ingeroepen |
wij | roepen in | riepen in | hebben ingeroepen |
jullie | roepen in | riepen in | hebben ingeroepen |
zij, ze | roepen in | riepen in | hebben ingeroepen |
PresensBeta
Example presens sentences for Inroepen with some of the pronouns.
- Ik roep de hulp van mijn vrienden in.
- De advocaat roept getuigen in om zijn zaak te ondersteunen.
- We roepen de regering op om actie te ondernemen tegen klimaatverandering.
- Jullie roepen vaak om aandacht, maar luisteren niet naar anderen.
- De supporters roepen de naam van hun favoriete speler.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inroepen with some of the pronouns.
- Ik riep de hulp van mijn vrienden in.
- De advocaat riep getuigen in om zijn zaak te ondersteunen.
- We riepen de regering op om actie te ondernemen tegen klimaatverandering.
- Jullie riepen vaak om aandacht, maar luisterden niet naar anderen.
- De supporters riepen de naam van hun favoriete speler.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inroepen with some of the pronouns.
- Ik heb de hulp van mijn vrienden ingeroepen.
- De advocaat heeft getuigen ingeroepen om zijn zaak te ondersteunen.
- We hebben de regering opgeroepen om actie te ondernemen tegen klimaatverandering.
- Jullie hebben vaak om aandacht geroepen, maar niet geluisterd naar anderen.
- De supporters hebben de naam van hun favoriete speler geroepen.