insijpelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sijpel in | sijpelde in | ben ingesijpeld |
jij, je, u | sijpelt in | sijpelde in | bent ingesijpeld |
hij, zij, het | sijpelt in | sijpelde in | is ingesijpeld |
wij | sijpelen in | sijpelden in | zijn ingesijpeld |
jullie | sijpelen in | sijpelden in | zijn ingesijpeld |
zij, ze | sijpelen in | sijpelden in | zijn ingesijpeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Insijpelen with some of the pronouns.
- Ik sijpel langzaam de koffie in het filter.
- Jij sijpelt door de scheuren van de muur heen.
- Hij sijpelt door het zand en bereikt de ondergrondse rivier.
- Wij sijpelen voorzichtig door de smalle opening.
- Zij sijpelen geleidelijk door de grond en voeden de planten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Insijpelen with some of the pronouns.
- Vroeger sijpelde ik vaak door de gaten in het dak.
- Toen ik jong was, sijpelde ik door de straten van mijn stad.
- Hij sijpelde onvermoeibaar door de bergen.
- In die tijd sijpelden wij door de geheime gangen van het kasteel.
- Elke nacht sijpelden zij stiekem uit het huis om te feesten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Insijpelen with some of the pronouns.
- Ik ben langzaam doorgesijpeld door het zand.
- Jij bent stilletjes doorgesijpeld tijdens de vergadering.
- Hij is onopgemerkt doorgesijpeld in hun gesprek.
- Wij zijn succesvol doorgesijpeld in de markt.
- Zij zijn sluipend doorgesijpeld door de verdediging.