ironiseren

Conjugations List of Ironiseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikironiseerironiseerdeheb geïroniseerd
jij, je, uironiseertironiseerdehebt geïroniseerd
hij, zij, hetironiseertironiseerdeheeft geïroniseerd
wijironiserenironiseerdenhebben geïroniseerd
jullieironiserenironiseerdenhebben geïroniseerd
zij, zeironiserenironiseerdenhebben geïroniseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Ironiseren with some of the pronouns.

  • Ik ironiseer de huidige politieke situatie in Nederland.
  • Jij ironiseert vaak tijdens de les.
  • Hij/zij/het ironiseert altijd over mijn kledingstijl.
  • Wij ironiseren de popcultuur in onze podcast.
  • Jullie ironiseren de traditionele normen en waarden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ironiseren with some of the pronouns.

  • Ik ironiseerde vroeger vaak om moeilijke situaties luchtiger te maken.
  • Jij ironiseerde gisteren tijdens de vergadering.
  • Hij/zij/het ironiseerde regelmatig over haar ex-partner.
  • Wij ironiseerden de politiek in onze vorige campagne.
  • Jullie ironiseerden de onrealistische verwachtingen van de maatschappij.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ironiseren with some of the pronouns.

  • Ik heb geironiseerd over de absurditeit van de situatie.
  • Jij hebt ironisch gereageerd op zijn opmerking.
  • Hij/zij/het heeft regelmatig geironiseerd tijdens het debat.
  • Wij hebben de maatschappelijke problemen geironiseerd in ons toneelstuk.
  • Jullie hebben de hypocrisie van de samenleving geironiseerd.