katten

Conjugations List of Katten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkatkatteheb gekat
jij, je, ukatkattehebt gekat
hij, zij, hetkatkatteheeft gekat
wijkattenkattenhebben gekat
julliekattenkattenhebben gekat
zij, zekattenkattenhebben gekat

Presens
Beta

Example presens sentences for Katten with some of the pronouns.

  • Ik katten elke dag.
  • Jij kattent graag met de buren.
  • Hij/Zij kattent in de tuin.
  • Wij katten op zondagochtend.
  • Zij kattent altijd samen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Katten with some of the pronouns.

  • Vroeger kattede ik elke dag.
  • Toen ik jong was, kattede ik veel.
  • Tijdens de vakantie katteden we vaak.
  • Gisteren katteden zij in de achtertuin.
  • We katteden gezellig met vrienden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Katten with some of the pronouns.

  • Ik heb gekat vandaag.
  • Jij hebt gisteren gekat.
  • Hij/Zij heeft al vaak gekat.
  • Wij hebben onlangs gekat.
  • Zij hebben samen gekat.