opstijgen

Conjugations List of Opstijgen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstijg opsteeg opben opgestegen
jij, je, ustijgt opsteeg opbent opgestegen
hij, zij, hetstijgt opsteeg opis opgestegen
wijstijgen opstegen opzijn opgestegen
julliestijgen opstegen opzijn opgestegen
zij, zestijgen opstegen opzijn opgestegen

Presens
Beta

Example presens sentences for Opstijgen with some of the pronouns.

  • Het vliegtuig stijgt op vanaf de startbaan.
  • Ik stijg op met een luchtballon en geniet van het uitzicht.
  • De helikopter stijgt op en vliegt over de stad.
  • Wanneer stijgen jullie op voor de vlucht naar Parijs?
  • De vogels stijgen op en vormen een prachtig patroon in de lucht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opstijgen with some of the pronouns.

  • Vroeger stegen ze op met heteluchtballonnen om mensen te vermaken.
  • Toen ik jong was, stegen we vaak op met onze modelvliegtuigen.
  • Tijdens de storm gisteren durfden de piloten niet op te stijgen.
  • Terwijl de zon onderging, begonnen de vogels op te stijgen naar hun nesten.
  • Elke ochtend stegen de zeemeeuwen op en vlogen langs de kustlijn.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opstijgen with some of the pronouns.

  • Gisteren ben ik opgestegen met mijn paraglider.
  • We zijn opgestegen vanuit Amsterdam en naar Londen gevlogen.
  • Heb je ooit met een zweefvliegtuig opgestegen?
  • Ze zijn opgestegen bij zonsopgang en hebben de hele dag gevlogen.
  • Na een korte instructie zijn de passagiers opgestegen met de luchtballon.