kelderen

Conjugations List of Kelderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkelderkelderdeheb gekelderd
jij, je, ukeldertkelderdehebt gekelderd
hij, zij, hetkeldertkelderdeheeft gekelderd
wijkelderenkelderdenhebben gekelderd
julliekelderenkelderdenhebben gekelderd
zij, zekelderenkelderdenhebben gekelderd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kelderen with some of the pronouns.

  • Ik kelder nu de prijzen van mijn producten.
  • Jij keldert altijd snel als er slecht nieuws is.
  • Hij/zij keldert de reputatie van het bedrijf door zijn/haar acties.
  • Wij kelderen de voorstellen van de tegenpartij tijdens de onderhandelingen.
  • Zij kelderen de sfeer met hun negatieve opmerkingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kelderen with some of the pronouns.

  • Vroeger kelderde ik vaak de prijzen van mijn producten.
  • Jij kelderde altijd snel als er slecht nieuws was.
  • Hij/zij kelderde de reputatie van het bedrijf door zijn/haar acties.
  • Wij kelderden de voorstellen van de tegenpartij tijdens de onderhandelingen.
  • Zij kelderden de sfeer met hun negatieve opmerkingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kelderen with some of the pronouns.

  • Ik heb de prijzen van mijn producten gekelderd.
  • Jij bent altijd snel gekelderd als er slecht nieuws was.
  • Hij/zij heeft de reputatie van het bedrijf gekelderd door zijn/haar acties.
  • Wij hebben de voorstellen van de tegenpartij gekelderd tijdens de onderhandelingen.
  • Zij hebben de sfeer gekelderd met hun negatieve opmerkingen.