klauwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klauw | klauwde | heb geklauwd |
jij, je, u | klauwt | klauwde | hebt geklauwd |
hij, zij, het | klauwt | klauwde | heeft geklauwd |
wij | klauwen | klauwden | hebben geklauwd |
jullie | klauwen | klauwden | hebben geklauwd |
zij, ze | klauwen | klauwden | hebben geklauwd |
Presens
Example presens sentences for Klauwen with some of the pronouns.
- Ik klauw in de zandbak.
- Jij klauwt aan je nagels.
- Hij klauwt in zijn haren van frustratie.
- Wij klauwen in de aarde om te tuinieren.
- Zij klauwen aan de deurklink om binnen te komen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Klauwen with some of the pronouns.
- Ik klauwde in de zandbak toen ik klein was.
- Jij klauwde aan je nagels tijdens de les.
- Hij klauwde in zijn haren van wanhoop.
- Wij klauwden in de aarde om groenten te planten.
- Zij klauwden aan de deurklink om aandacht te krijgen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Klauwen with some of the pronouns.
- Ik heb geklauwd in de zandbak.
- Jij hebt aan je nagels geklauwd.
- Hij heeft in zijn haren geklauwd van frustratie.
- Wij hebben in de aarde geklauwd om te tuinieren.
- Zij hebben aan de deurklink geklauwd om binnen te komen.