opensplijten

Conjugations List of Opensplijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksplijt openspleet openheb opengespleten
jij, je, usplijt openspleet openhebt opengespleten
hij, zij, hetsplijt openspleet openheeft opengespleten
wijsplijten openspleten openhebben opengespleten
julliesplijten openspleten openhebben opengespleten
zij, zesplijten openspleten openhebben opengespleten

Presens
Beta

Example presens sentences for Opensplijten with some of the pronouns.

  • Ik splits de boom open.
  • Jij splitst de houten kist open.
  • Hij splitst de aarde open met zijn spade.
  • Wij splijten het gesteente open met een hamer.
  • Zij splijten de vrucht open om de pit eruit te halen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opensplijten with some of the pronouns.

  • Ik spleet de boom open.
  • Jij spleet de houten kist open.
  • Hij spleet de aarde open met zijn spade.
  • Wij spleten het gesteente open met een hamer.
  • Zij spleten de vrucht open om de pit eruit te halen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opensplijten with some of the pronouns.

  • Ik heb de boom opengespleten.
  • Jij hebt de houten kist opengespleten.
  • Hij heeft de aarde opengespleten met zijn spade.
  • Wij hebben het gesteente opengespleten met een hamer.
  • Zij hebben de vrucht opengespleten om de pit eruit te halen.