kloppen

Conjugations List of Kloppen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklopklopteheb geklopt
jij, je, ukloptkloptehebt geklopt
hij, zij, hetkloptklopteheeft geklopt
wijkloppenkloptenhebben geklopt
julliekloppenkloptenhebben geklopt
zij, zekloppenkloptenhebben geklopt

Presens
Beta

Example presens sentences for Kloppen with some of the pronouns.

  • Ik klop op de deur.
  • Jij klopt altijd op tijd aan.
  • Hij klopt het stof uit het tapijt.
  • Wij kloppen op de trommel.
  • Zij kloppen hun eigen record.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kloppen with some of the pronouns.

  • Ik klopte op de deur toen hij opendeed.
  • Jij klopte altijd op tijd aan in het verleden.
  • Hij klopte het stof uit het tapijt toen ik binnenkwam.
  • Wij klopten op de trommel terwijl zij dansten.
  • Zij klopten hun eigen record telkens weer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kloppen with some of the pronouns.

  • Ik heb op de deur geklopt.
  • Jij bent altijd op tijd aangeklopt.
  • Hij heeft het stof uit het tapijt geklopt.
  • Wij hebben op de trommel geklopt.
  • Zij hebben hun eigen record geklopt.