klungelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klungel | klungelde | heb geklungeld |
jij, je, u | klungelt | klungelde | hebt geklungeld |
hij, zij, het | klungelt | klungelde | heeft geklungeld |
wij | klungelen | klungelden | hebben geklungeld |
jullie | klungelen | klungelden | hebben geklungeld |
zij, ze | klungelen | klungelden | hebben geklungeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Klungelen with some of the pronouns.
- Ik klungel vaak met technologie.
- Jij klungelt altijd met je sleutels.
- Hij klungelt een beetje tijdens het koken.
- Zij klungelen regelmatig met hun financiƫn.
- Wij klungelen soms met het openbaar vervoer.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Klungelen with some of the pronouns.
- Vroeger klungelde ik veel met mijn schoolspullen.
- Toen jij jong was, klungelde je altijd met je veters strikken.
- Hij klungelde gisteren een beetje tijdens het sporten.
- Zij klungelden vroeger regelmatig met het maken van huiswerk.
- Wij klungelden als kind vaak tijdens het fietsen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Klungelen with some of the pronouns.
- Ik heb geklungeld met de computer, maar ik heb het probleem opgelost.
- Jij hebt altijd geklungeld met het in elkaar zetten van meubels.
- Hij heeft wel eens geklungeld tijdens een presentatie.
- Zij hebben flink geklungeld met de verbouwing, maar het resultaat is mooi geworden.
- Wij hebben vaak geklungeld met het vinden van een parkeerplek.