krioelen

Conjugations List of Krioelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrioelkrioeldeheb gekrioeld
jij, je, ukrioeltkrioeldehebt gekrioeld
hij, zij, hetkrioeltkrioeldeheeft gekrioeld
wijkrioelenkrioeldenhebben gekrioeld
julliekrioelenkrioeldenhebben gekrioeld
zij, zekrioelenkrioeldenhebben gekrioeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Krioelen with some of the pronouns.

  • De kinderen krioelen door het park.
  • De mieren krioelen over de picknicktafel.
  • De vissen krioelen in de vijver.
  • De insecten krioelen rond de bloemen.
  • De mensen krioelen in de drukke winkelstraat.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Krioelen with some of the pronouns.

  • De kinderen krioelden door het park.
  • De mieren krioelden over de picknicktafel.
  • De vissen krioelden in de vijver.
  • De insecten krioelden rond de bloemen.
  • De mensen krioelden in de drukke winkelstraat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Krioelen with some of the pronouns.

  • De kinderen hebben door het park gekrioeld.
  • De mieren hebben over de picknicktafel gekrioeld.
  • De vissen hebben in de vijver gekrioeld.
  • De insecten hebben rond de bloemen gekrioeld.
  • De mensen hebben in de drukke winkelstraat gekrioeld.