kwadreren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kwadreer | kwadreerde | heb gekwadreerd |
jij, je, u | kwadreert | kwadreerde | hebt gekwadreerd |
hij, zij, het | kwadreert | kwadreerde | heeft gekwadreerd |
wij | kwadreren | kwadreerden | hebben gekwadreerd |
jullie | kwadreren | kwadreerden | hebben gekwadreerd |
zij, ze | kwadreren | kwadreerden | hebben gekwadreerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Kwadreren with some of the pronouns.
- Ik kwadreer de getallen om ze te vergelijken.
- Jij kwadreert de uitkomst van de formule.
- Hij kwadreert regelmatig wiskundige vraagstukken.
- Wij kwadreren de lengtes van de zijden in de wiskundige berekening.
- Jullie kwadreren de getallenreeks voor de grafiek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kwadreren with some of the pronouns.
- Ik kwadreerde de getallen om ze te vergelijken.
- Jij kwadreerde de uitkomst van de formule.
- Hij kwadreerde regelmatig wiskundige vraagstukken.
- Wij kwadreerden de lengtes van de zijden in de wiskundige berekening.
- Jullie kwadreerden de getallenreeks voor de grafiek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kwadreren with some of the pronouns.
- Ik heb de getallen gekwadreerd om ze te vergelijken.
- Jij hebt de uitkomst van de formule gekwadreerd.
- Hij heeft regelmatig wiskundige vraagstukken gekwadreerd.
- Wij hebben de lengtes van de zijden in de wiskundige berekening gekwadreerd.
- Jullie hebben de getallenreeks voor de grafiek gekwadreerd.