langsrijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rij langs | reed langs | ben langsgereden |
jij, je, u | rijdt langs | reed langs | bent langsgereden |
hij, zij, het | rijdt langs | reed langs | is langsgereden |
wij | rijden langs | reden langs | zijn langsgereden |
jullie | rijden langs | reden langs | zijn langsgereden |
zij, ze | rijden langs | reden langs | zijn langsgereden |
PresensBeta
Example presens sentences for Langsrijden with some of the pronouns.
- Ik rijd langs naar school.
- Hij rijdt vaak langs het park.
- Wij rijden met de fiets langs de rivier.
- Jullie rijden langs de kust tijdens de vakantie.
- De vrachtwagen rijdt langzaam langs de weg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Langsrijden with some of the pronouns.
- Vroeger reed ik altijd langs om koffie te drinken.
- Toen we op vakantie waren, reden we regelmatig langs het strand.
- Hij reed gisteren langs voor een kort bezoek.
- Wij reden vroeger vaak langs dit restaurant.
- Jullie reden snel langs zonder te stoppen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Langsrijden with some of the pronouns.
- Ik ben langsgereden naar mijn vriendin.
- Hij is gisteren langsgereden bij zijn ouders.
- Wij zijn langsgereden bij het museum tijdens onze stedentrip.
- Jullie zijn al langsgereden bij de supermarkt.
- De buschauffeur is vandaag langsgereden op de gebruikelijke route.