lawaaien

Conjugations List of Lawaaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklawaailawaaideheb gelawaaid
jij, je, ulawaaitlawaaidehebt gelawaaid
hij, zij, hetlawaaitlawaaideheeft gelawaaid
wijlawaaienlawaaidenhebben gelawaaid
jullielawaaienlawaaidenhebben gelawaaid
zij, zelawaaienlawaaidenhebben gelawaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Lawaaien with some of the pronouns.

  • De kinderen maken lawaai in de speeltuin.
  • Ik maak me zorgen over het lawaai van de buren.
  • De concertzaal gaat altijd lawaaien wanneer het orkest begint te spelen.
  • De machines lawaaien constant in de fabriek.
  • De bouwwerkzaamheden veroorzaken veel lawaai in de buurt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Lawaaien with some of the pronouns.

  • Vroeger lawaaiden de vogels 's ochtends vroeg in de tuin.
  • Toen we nog naast de snelweg woonden, lawaaiden de auto's de hele dag door.
  • In mijn jeugd lawaaiden we altijd tijdens vakanties met vrienden.
  • De oude koelkast lawaaiden zo luid dat ik nauwelijks kon slapen.
  • Tijdens het onweer lawaaiden de donderslagen hard door het huis.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Lawaaien with some of the pronouns.

  • Gisteren heeft het feest tot laat in de nacht gelawaaid.
  • Ik ben gestoord geweest door het lawaai van de verkeersknooppunt.
  • De buren hebben geklaagd over het lawaai van mijn feestje.
  • Na twee uur 's nachts heeft het lawaai eindelijk opgehouden.
  • Sinds de nieuwe geluidsisolatie is geïnstalleerd, heeft het niet meer gelawaaid.