lellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lel | lelde | heb geleld |
jij, je, u | lelt | lelde | hebt geleld |
hij, zij, het | lelt | lelde | heeft geleld |
wij | lellen | lelden | hebben geleld |
jullie | lellen | lelden | hebben geleld |
zij, ze | lellen | lelden | hebben geleld |
PresensBeta
Example presens sentences for Lellen with some of the pronouns.
- Ik lel elke dag naar mijn vrienden.
- Jij lelt altijd zo hard tijdens de training.
- Hij lelt graag over zijn nieuwe auto.
- Zij lelt vaak over haar problemen.
- We lellen samen over onze favoriete films.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lellen with some of the pronouns.
- Ik lelde vroeger veel naar mijn vrienden.
- Jij lelde altijd zo hard tijdens de trainingen.
- Hij lelde graag over zijn nieuwe auto.
- Zij lelde vaak over haar problemen.
- We lelden samen over onze favoriete films.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lellen with some of the pronouns.
- Ik heb geleld naar mijn vrienden gisteren.
- Jij hebt altijd zo hard geleld tijdens de trainingen.
- Hij heeft graag over zijn nieuwe auto geleld.
- Zij heeft vaak over haar problemen geleld.
- We hebben samen over onze favoriete films geleld.