losvliegen

Conjugations List of Losvliegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvlieg losvloog losben losgevlogen
jij, je, uvliegt losvloog losbent losgevlogen
hij, zij, hetvliegt losvloog losis losgevlogen
wijvliegen losvlogen loszijn losgevlogen
jullievliegen losvlogen loszijn losgevlogen
zij, zevliegen losvlogen loszijn losgevlogen

Presens

Example presens sentences for Losvliegen with some of the pronouns.

  • De vogels vliegen los in de lucht.
  • Ik vlieg los naar mijn werk.
  • Jij vliegt los tijdens de zomervakantie.
  • Hij/zij/het vliegt los door de open raam.
  • Wij vliegen los over de rivier.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Losvliegen with some of the pronouns.

  • De vogels vlogen los in de tuin.
  • Ik vloog los door de lucht als een vogel.
  • Jij vloog los boven de wolken.
  • Hij/zij/het vloog los langs de kustlijn.
  • Wij vlogen los door het bos op zoek naar avontuur.

Perfectum

Example perfectum sentences for Losvliegen with some of the pronouns.

  • De vogels zijn losgevlogen uit hun kooi.
  • Ik ben losgevlogen naar een exotisch eiland.
  • Jij bent losgevlogen naar Parijs voor het weekend.
  • Hij/zij/het is losgevlogen naar de andere kant van de wereld.
  • Wij zijn losgevlogen naar de top van de berg.