medebrengen

Conjugations List of Medebrengen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbreng medebracht medeheb medegebracht
jij, je, ubrengt medebracht medehebt medegebracht
hij, zij, hetbrengt medebracht medeheeft medegebracht
wijbrengen medebrachten medehebben medegebracht
julliebrengen medebrachten medehebben medegebracht
zij, zebrengen medebrachten medehebben medegebracht

Presens
Beta

Example presens sentences for Medebrengen with some of the pronouns.

  • Ik breng mijn boek altijd mee naar school.
  • Jij brengt je paraplu mee als het regent.
  • Hij brengt zijn vrienden vaak mee naar feestjes.
  • Wij brengen een cadeau mee voor de jarige.
  • Zij brengen hun kinderen mee naar het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Medebrengen with some of the pronouns.

  • Vroeger bracht ik altijd snacks mee naar school.
  • Toen ik jong was, bracht jij speelgoed mee naar onze speeldates.
  • Hij bracht altijd bloemen mee voor zijn moeder.
  • Wij brachten picknickmanden mee naar het park.
  • Zij brachten muziekinstrumenten mee naar het kampvuur.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Medebrengen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn sleutels meegenomen toen ik vertrok.
  • Jij hebt je laptop meebgebracht naar de vergadering.
  • Hij heeft zijn jas meegenomen naar het restaurant.
  • Wij hebben een fles wijn meegenomen naar het feest.
  • Zij hebben hun hond meegenomen naar het strand.