verpanden

Conjugations List of Verpanden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverpandverpanddeheb verpand
jij, je, uverpandtverpanddehebt verpand
hij, zij, hetverpandtverpanddeheeft verpand
wijverpandenverpanddenhebben verpand
jullieverpandenverpanddenhebben verpand
zij, zeverpandenverpanddenhebben verpand

Presens
Beta

Example presens sentences for Verpanden with some of the pronouns.

  • Ik verpand mijn sieraden als ik snel geld nodig heb.
  • Jij verpandt je elektronica om je rekeningen te betalen.
  • Hij verpandt zijn horloge bij de pandjeshop.
  • Wij verpanden onze auto om een lening af te sluiten.
  • Zij verpanden hun waardevolle spullen voor extra cash.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verpanden with some of the pronouns.

  • Vroeger, toen ik in financiĆ«le nood was, verpandde ik vaak mijn sieraden.
  • Toen jij in geldnood zat, verpandde je regelmatig je elektronica.
  • Hij verpandde altijd zijn horloges wanneer hij onverwachte kosten had.
  • In het verleden verpandden wij onze bezittingen om onze schulden af te betalen.
  • Vroeger verpandden zij alles wat ze konden om rond te komen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verpanden with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn sieraden verpand toen ik geld tekortkwam.
  • Jij hebt je elektronica verpand om je schulden af te lossen.
  • Hij heeft zijn horloge verpand aan de leningmaatschappij.
  • Wij hebben onze auto verpand om een nieuwe bedrijfsvoertuig te kopen.
  • Zij hebben hun waardevolle spullen verpand voor een vakantie.