tekortdoen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | doe tekort | deed tekort | heb tekortgedaan |
jij, je, u | doet tekort | deed tekort | hebt tekortgedaan |
hij, zij, het | doet tekort | deed tekort | heeft tekortgedaan |
wij | doen tekort | deden tekort | hebben tekortgedaan |
jullie | doen tekort | deden tekort | hebben tekortgedaan |
zij, ze | doen tekort | deden tekort | hebben tekortgedaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Tekortdoen with some of the pronouns.
- Ik doe hem tekort in zijn capaciteiten.
- Jij doet jezelf tekort door zo bescheiden te zijn.
- Hij doet de situatie tekort met zijn oppervlakkige analyse.
- Wij doen onze leerlingen tekort als we hen niet genoeg uitdagen.
- Jullie doen de organisatie tekort door niet volledig samen te werken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tekortdoen with some of the pronouns.
- Ik deed hem tekort in zijn capaciteiten.
- Jij deed jezelf tekort door zo bescheiden te zijn.
- Hij deed de situatie tekort met zijn oppervlakkige analyse.
- Wij deden onze leerlingen tekort door hen niet genoeg uit te dagen.
- Jullie deden de organisatie tekort door niet volledig samen te werken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tekortdoen with some of the pronouns.
- Ik heb hem tekortgedaan in zijn capaciteiten.
- Jij hebt jezelf tekortgedaan door zo bescheiden te zijn.
- Hij heeft de situatie tekortgedaan met zijn oppervlakkige analyse.
- Wij hebben onze leerlingen tekortgedaan door hen niet genoeg uit te dagen.
- Jullie hebben de organisatie tekortgedaan door niet volledig samen te werken.