versmachten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | versmacht | versmachtte | heb versmacht |
jij, je, u | versmacht | versmachtte | hebt versmacht |
hij, zij, het | versmacht | versmachtte | heeft versmacht |
wij | versmachten | versmachtten | hebben versmacht |
jullie | versmachten | versmachtten | hebben versmacht |
zij, ze | versmachten | versmachtten | hebben versmacht |
Presens
Example presens sentences for Versmachten with some of the pronouns.
- Ik versmacht van de hitte.
- Jij versmacht onder de druk van het werk.
- Hij versmacht in eenzaamheid.
- Zij versmachten van angst.
- Wij versmachten van verdriet.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Versmachten with some of the pronouns.
- Ik versmachtte in de benauwde ruimte.
- Jij versmachtte van de stank.
- Hij versmachtte bijna in het water.
- Zij versmachtten door het ontbreken van zuurstof.
- Wij versmachtten onder de druk van de situatie.
Perfectum
Example perfectum sentences for Versmachten with some of the pronouns.
- Ik heb versmacht door gebrek aan lucht.
- Jij bent versmacht onder het gewicht van de last.
- Hij is versmacht in zijn slaap.
- Zij heeft versmacht door de rook.
- Wij zijn versmacht door de verstikkende atmosfeer.