meesteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | meester | meesterde | heb gemeesterd |
jij, je, u | meestert | meesterde | hebt gemeesterd |
hij, zij, het | meestert | meesterde | heeft gemeesterd |
wij | meesteren | meesterden | hebben gemeesterd |
jullie | meesteren | meesterden | hebben gemeesterd |
zij, ze | meesteren | meesterden | hebben gemeesterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Meesteren with some of the pronouns.
- Ik meester het onderwerp Nederlands.
- Jij meestert de nieuwe grammaticaregels.
- Hij/zij meestert de kunst van het schrijven.
- Wij meesteren de taalvaardigheden stap voor stap.
- Zij meesteren de uitspraak van moeilijke woorden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meesteren with some of the pronouns.
- Ik meesterde het onderwerp Nederlands.
- Jij meesterde de nieuwe grammaticaregels.
- Hij/zij meesterde de kunst van het schrijven.
- Wij meesterden de taalvaardigheden stap voor stap.
- Zij meesterden de uitspraak van moeilijke woorden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meesteren with some of the pronouns.
- Ik heb het onderwerp Nederlands gemeesterd.
- Jij hebt de nieuwe grammaticaregels gemeesterd.
- Hij/zij heeft de kunst van het schrijven gemeesterd.
- Wij hebben de taalvaardigheden stap voor stap gemeesterd.
- Zij hebben de uitspraak van moeilijke woorden gemeesterd.