omspinnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | omspin | omspon | heb omsponnen |
jij, je, u | omspint | omspon | hebt omsponnen |
hij, zij, het | omspint | omspon | heeft omsponnen |
wij | omspinnen | omsponnen | hebben omsponnen |
jullie | omspinnen | omsponnen | hebben omsponnen |
zij, ze | omspinnen | omsponnen | hebben omsponnen |
PresensBeta
Example presens sentences for Omspinnen with some of the pronouns.
- Ik spin een web om mijn prooi te vangen.
- Jij spint een web om jezelf te beschermen.
- Hij/Zij spint een web in de hoek van de kamer.
- Wij spinnen een web voor onze tuinplanten.
- Zij spinnen een web in de oude schuur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omspinnen with some of the pronouns.
- Ik spon een web om mijn territorium af te bakenen.
- Jij spon een web als een kunstwerk.
- Hij/Zij spon een web in de vroege ochtendnevel.
- Wij sponnen een web tussen de bomen in het bos.
- Zij sponnen een web boven de bloemenweide.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omspinnen with some of the pronouns.
- Ik heb een web omsponnen om de takken van de boom.
- Jij hebt een web omsponnen rondom het nest.
- Hij/Zij heeft een web omsponnen tussen de struiken.
- Wij hebben een web omsponnen om de tuinmeubelen.
- Zij hebben een web omsponnen langs de muur.