omverlopen

Conjugations List of Omverlopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloop omverliep omverheb omvergelopen
jij, je, uloopt omverliep omverhebt omvergelopen
hij, zij, hetloopt omverliep omverheeft omvergelopen
wijlopen omverliepen omverhebben omvergelopen
jullielopen omverliepen omverhebben omvergelopen
zij, zelopen omverliepen omverhebben omvergelopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Omverlopen with some of the pronouns.

  • Ik loop de hele dag omver.
  • Jij loopt vaak dingen omver.
  • Hij of zij loopt altijd alles omver.
  • Wij lopen soms per ongeluk iets omver.
  • Jullie lopen nooit iets omver.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omverlopen with some of the pronouns.

  • Vroeger liep ik altijd dingen omver.
  • Toen ik jong was, liep ik regelmatig iets omver.
  • Hij of zij liep gisteren per ongeluk een beker omver.
  • Wij liepen tijdens de vakantie vaak spullen omver.
  • Jullie liepen laatst een hele rij boeken omver.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omverlopen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een glas omvergelopen.
  • Jij bent al meerdere keren iets omvergelopen.
  • Hij of zij heeft vorige week een tafel omvergelopen.
  • Wij hebben tijdens het feestje een paar stoelen omvergelopen.
  • Jullie zijn in de winkel een display omvergelopen.