ontkoppelen

Conjugations List of Ontkoppelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontkoppelontkoppeldeheb ontkoppeld
jij, je, uontkoppeltontkoppeldehebt ontkoppeld
hij, zij, hetontkoppeltontkoppeldeheeft ontkoppeld
wijontkoppelenontkoppeldenhebben ontkoppeld
jullieontkoppelenontkoppeldenhebben ontkoppeld
zij, zeontkoppelenontkoppeldenhebben ontkoppeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontkoppelen with some of the pronouns.

  • Ik ontkoppel de kabels.
  • Jij ontkoppelt het apparaat.
  • Hij/Zij ontkoppelt de stekker.
  • Wij ontkoppelen de treinwagons.
  • Zij ontkoppelen de slangen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontkoppelen with some of the pronouns.

  • Ik ont-koppelde de kabels.
  • Jij ont-koppelde het apparaat.
  • Hij/Zij ont-koppelde de stekker.
  • Wij ont-koppelden de treinwagons.
  • Zij ont-koppelden de slangen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontkoppelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de kabels ontkoppeld.
  • Jij hebt het apparaat ontkoppeld.
  • Hij/Zij heeft de stekker ontkoppeld.
  • Wij hebben de treinwagons ontkoppeld.
  • Zij hebben de slangen ontkoppeld.