ontlokken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontlok | ontlokte | heb ontlokt |
jij, je, u | ontlokt | ontlokte | hebt ontlokt |
hij, zij, het | ontlokt | ontlokte | heeft ontlokt |
wij | ontlokken | ontlokten | hebben ontlokt |
jullie | ontlokken | ontlokten | hebben ontlokt |
zij, ze | ontlokken | ontlokten | hebben ontlokt |
Presens
Example presens sentences for Ontlokken with some of the pronouns.
- Ik ontlok een glimlach aan mijn leerlingen.
- Jij ontlokt interesse bij de lezers van je boek.
- Hij ontlokt verwondering met zijn magische trucs.
- Wij ontlokken reacties met onze provocerende kunst.
- Zij ontlokken applaus met hun fantastische optreden.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Ontlokken with some of the pronouns.
- Ik ontlokte een glimlach aan mijn leerlingen.
- Jij ontlokte interesse bij de lezers van je boek.
- Hij ontlokte verwondering met zijn magische trucs.
- Wij ontlokten reacties met onze provocerende kunst.
- Zij ontlokten applaus met hun fantastische optreden.
Perfectum
Example perfectum sentences for Ontlokken with some of the pronouns.
- Ik heb een glimlach ontlokt aan mijn leerlingen.
- Jij hebt interesse ontlokt bij de lezers van je boek.
- Hij heeft verwondering ontlokt met zijn magische trucs.
- Wij hebben reacties ontlokt met onze provocerende kunst.
- Zij hebben applaus ontlokt met hun fantastische optreden.