doorbuigen

Conjugations List of Doorbuigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbuig doorboog doorheb doorgebogen
jij, je, ubuigt doorboog doorhebt doorgebogen
hij, zij, hetbuigt doorboog doorheeft doorgebogen
wijbuigen doorbogen doorhebben doorgebogen
julliebuigen doorbogen doorhebben doorgebogen
zij, zebuigen doorbogen doorhebben doorgebogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Doorbuigen with some of the pronouns.

  • Ik buig door naar voren tijdens het sporten.
  • Jij buigt de stok door met je kracht.
  • Hij/Zij buigt de regels door altijd te laat te komen.
  • Wij buigen de takken door ze voorzichtig te buigen.
  • Jullie buigen de plank door erop te springen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Doorbuigen with some of the pronouns.

  • Vroeger boog ik de pijpen door met mijn handen.
  • Toen jij jong was, boog je altijd mee met de muziek.
  • Hij/Zij boog het hout door het te verhitten.
  • Vroeger bogen wij de regels door mazen in de wet te vinden.
  • Als kind bogen jullie de knieën door te hurken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Doorbuigen with some of the pronouns.

  • Ik heb de stof doorgedrukt met mijn duim.
  • Jij hebt de papieren doorgewerkt tot in de late uurtjes.
  • Hij/Zij heeft het metaal doorgesneden met een zaag.
  • Wij hebben de woorden doorgenomen voor het examen.
  • Jullie hebben de obstakels doorkliefd in de race.