ontvetten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontvet | ontvette | heb ontvet |
jij, je, u | ontvet | ontvette | hebt ontvet |
hij, zij, het | ontvet | ontvette | heeft ontvet |
wij | ontvetten | ontvetten | hebben ontvet |
jullie | ontvetten | ontvetten | hebben ontvet |
zij, ze | ontvetten | ontvetten | hebben ontvet |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontvetten with some of the pronouns.
- Ik ontvet de keukenkastjes elke week.
- Jij ontvet de oven grondig.
- Hij/zij/het ontvet de vloer met een speciale reiniger.
- Wij ontvetten de barbecue voor het gebruik.
- Jullie ontvetten de fietsketting regelmatig.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontvetten with some of the pronouns.
- Vroeger ontvette ik altijd de keukenkastjes.
- Jij ontvette de oven toen we samenwoonden.
- Hij/zij/het ontvette de vloer regelmatig in het verleden.
- Wij ontvetten de barbecue elke zomer.
- Jullie ontvetten de fietsketting vroeger niet zo vaak.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontvetten with some of the pronouns.
- Ik heb de keukenkastjes ontvet gisteren.
- Jij hebt de oven grondig ontvet vorige week.
- Hij/zij/het heeft de vloer ontvet met een speciale reiniger.
- Wij hebben de barbecue ontvet voor het gebruik.
- Jullie hebben de fietsketting regelmatig ontvet.