ontzuren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontzuur | ontzuurde | heb ontzuurd |
jij, je, u | ontzuurt | ontzuurde | hebt ontzuurd |
hij, zij, het | ontzuurt | ontzuurde | heeft ontzuurd |
wij | ontzuren | ontzuurden | hebben ontzuurd |
jullie | ontzuren | ontzuurden | hebben ontzuurd |
zij, ze | ontzuren | ontzuurden | hebben ontzuurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontzuren with some of the pronouns.
- Ik ontzuur mijn lichaam door gezond te eten.
- Jij ontzuurt je maag met een glas water en citroensap.
- Hij ontzuurt zijn bodem met kalk.
- Wij ontzuren ons leven door stress te verminderen.
- Zij ontzuren hun dieet door minder vlees te eten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontzuren with some of the pronouns.
- Ik ontzuurde mijn lichaam door gezond te eten.
- Jij ontzuurde je maag met een glas water en citroensap.
- Hij ontzuurde zijn bodem met kalk.
- Wij ontzuren ons leven door stress te verminderen.
- Zij ontzuren hun dieet door minder vlees te eten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontzuren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn lichaam ontzuurd door gezond te eten.
- Jij hebt je maag ontzuurd met een glas water en citroensap.
- Hij heeft zijn bodem ontzuurd met kalk.
- Wij hebben ons leven ontzuurd door stress te verminderen.
- Zij hebben hun dieet ontzuurd door minder vlees te eten.