opbruisen

Conjugations List of Opbruisen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbruis opbruiste opben opgebruist
jij, je, ubruist opbruiste opbent opgebruist
hij, zij, hetbruist opbruiste opis opgebruist
wijbruisen opbruisten opzijn opgebruist
julliebruisen opbruisten opzijn opgebruist
zij, zebruisen opbruisten opzijn opgebruist

Presens
Beta

Example presens sentences for Opbruisen with some of the pronouns.

  • Ik bruis op van enthousiasme.
  • Jij bruist op tijdens het concert.
  • Hij/Zij bruist op van ideeën.
  • Wij bruisen op van energie na het sporten.
  • Jullie bruisen op van levensvreugde.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opbruisen with some of the pronouns.

  • Ik bruiste op van emotie toen ik haar zag.
  • Jij bruiste op van creativiteit tijdens het schilderen.
  • Hij/Zij bruiste op van energie na een lange wandeling.
  • Wij bruisten op van plezier tijdens het feest.
  • Jullie bruisten op van nieuwsgierigheid bij het ontdekken van de schat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opbruisen with some of the pronouns.

  • Ik ben opgebruist van vreugde na het behalen van mijn diploma.
  • Jij bent opgebruist van trots toen je de wedstrijd won.
  • Hij/Zij is opgebruist van woede na het horen van het nieuws.
  • Wij zijn opgebruist van verwondering tijdens onze reis.
  • Jullie zijn opgebruist van geluk na de geboorte van jullie kind.