canneleren

Conjugations List of Canneleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcanneleercanneleerdeheb gecanneleerd
jij, je, ucanneleertcanneleerdehebt gecanneleerd
hij, zij, hetcanneleertcanneleerdeheeft gecanneleerd
wijcannelerencanneleerdenhebben gecanneleerd
julliecannelerencanneleerdenhebben gecanneleerd
zij, zecannelerencanneleerdenhebben gecanneleerd

Presens

Example presens sentences for Canneleren with some of the pronouns.

  • Ik canceller
  • Jij cancellert
  • Hij/Zij/Het cancellert
  • Wij cancelleren
  • Jullie cancelleren
  • Zij cancelleren

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Canneleren with some of the pronouns.

  • Ik cancelleerde
  • Jij cancelleerde
  • Hij/Zij/Het cancelleerde
  • Wij cancelleerden
  • Jullie cancelleerden
  • Zij cancelleerden

Perfectum

Example perfectum sentences for Canneleren with some of the pronouns.

  • Ik heb gecancelled
  • Jij hebt gecancelled
  • Hij/Zij/Het heeft gecancelled
  • Wij hebben gecancelled
  • Jullie hebben gecancelled
  • Zij hebben gecancelled