uitlikken

Conjugations List of Uitlikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklik uitlikte uitheb uitgelikt
jij, je, ulikt uitlikte uithebt uitgelikt
hij, zij, hetlikt uitlikte uitheeft uitgelikt
wijlikken uitlikten uithebben uitgelikt
jullielikken uitlikten uithebben uitgelikt
zij, zelikken uitlikten uithebben uitgelikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitlikken with some of the pronouns.

  • Ik lik de ijsco uit.
  • Jij likt de boterham uit.
  • Hij/Zij likt het glas uit.
  • Wij likken de pannenkoeken uit.
  • Jullie likken de borden uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitlikken with some of the pronouns.

  • Ik likte de ijsco uit.
  • Jij likte de boterham uit.
  • Hij/Zij likte het glas uit.
  • Wij likten de pannenkoeken uit.
  • Jullie likten de borden uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitlikken with some of the pronouns.

  • Ik heb de ijsco uitgelikt.
  • Jij hebt de boterham uitgelikt.
  • Hij/Zij heeft het glas uitgelikt.
  • Wij hebben de pannenkoeken uitgelikt.
  • Jullie hebben de borden uitgelikt.