oppoetsen

Conjugations List of Oppoetsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpoets oppoetste opheb opgepoetst
jij, je, upoetst oppoetste ophebt opgepoetst
hij, zij, hetpoetst oppoetste opheeft opgepoetst
wijpoetsen oppoetsten ophebben opgepoetst
julliepoetsen oppoetsten ophebben opgepoetst
zij, zepoetsen oppoetsten ophebben opgepoetst

Presens
Beta

Example presens sentences for Oppoetsen with some of the pronouns.

  • Ik poets de auto op.
  • Jij poetst de schoenen op.
  • Hij/Zij poetst de tafel op.
  • Wij poetsen het zilverwerk op.
  • Zij poetsen de ramen op.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Oppoetsen with some of the pronouns.

  • Ik poetste de auto op.
  • Jij poetste de schoenen op.
  • Hij/Zij poetste de tafel op.
  • Wij poetsten het zilverwerk op.
  • Zij poetsten de ramen op.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Oppoetsen with some of the pronouns.

  • Ik heb de auto opgepoetst.
  • Jij hebt de schoenen opgepoetst.
  • Hij/Zij heeft de tafel opgepoetst.
  • Wij hebben het zilverwerk opgepoetst.
  • Zij hebben de ramen opgepoetst.