opsouperen

Conjugations List of Opsouperen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksoupeer opsoupeerde opheb opgesoupeerd
jij, je, usoupeert opsoupeerde ophebt opgesoupeerd
hij, zij, hetsoupeert opsoupeerde opheeft opgesoupeerd
wijsouperen opsoupeerden ophebben opgesoupeerd
julliesouperen opsoupeerden ophebben opgesoupeerd
zij, zesouperen opsoupeerden ophebben opgesoupeerd

Presens

Example presens sentences for Opsouperen with some of the pronouns.

  • Ik sloop mijn spaargeld op aan vakanties.
  • Jij smeert je boterhammen op met pindakaas.
  • Hij verspilt zijn tijd met tv-kijken.
  • Zij verknoeien hun geld aan dure kleding.
  • Wij besteden veel energie aan het organiseren van evenementen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Opsouperen with some of the pronouns.

  • Ik soupeerde regelmatig mijn studiebeurs op aan uitgaan.
  • Jij verspilde je tijd vaak aan nutteloze activiteiten.
  • Hij verknoeide elke kans die hij kreeg.
  • Zij besteedden al hun aandacht aan de verkeerde zaken.
  • Wij maakten vroeger veel kosten aan reizen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Opsouperen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn hele salaris opgesoupeerd aan etentjes.
  • Jij hebt al je vakantiegeld erdoorheen gejaagd.
  • Hij heeft zijn erfdeel verbrast aan gokken.
  • Zij hebben al hun spaargeld verkwist aan onnodige spullen.
  • Wij hebben onze winst volledig opgemaakt aan investeringen.