opzuipen

Conjugations List of Opzuipen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzuip opzoop opheb opgezopen
jij, je, uzuipt opzoop ophebt opgezopen
hij, zij, hetzuipt opzoop opheeft opgezopen
wijzuipen opzopen ophebben opgezopen
julliezuipen opzopen ophebben opgezopen
zij, zezuipen opzopen ophebben opgezopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Opzuipen with some of the pronouns.

  • Ik zuip op vrijdagavonden.
  • Jij zuipt te veel alcohol.
  • Hij/Zij/Het zuipt altijd bier.
  • Wij zuipen graag tijdens feestjes.
  • Jullie zuipen samen met vrienden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opzuipen with some of the pronouns.

  • Vroeger zoop ik regelmatig zonder remmingen.
  • Toen was jij altijd helemaal lamgezopen.
  • Hij/Zij/Het zoop elke avond tot in de late uurtjes.
  • Wij zopen vroeger veel tijdens studentenfeesten.
  • Jullie zopen als gekken op vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opzuipen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren veel opgezopen.
  • Jij bent al vaak dronken opgezopen.
  • Hij/Zij/Het heeft het hele weekend doorgezopen.
  • Wij zijn op ons laatste feestje flink opgezopen.
  • Jullie hebben vorige maand te veel opgezopen.