orakelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | orakel | orakelde | heb georakeld |
jij, je, u | orakelt | orakelde | hebt georakeld |
hij, zij, het | orakelt | orakelde | heeft georakeld |
wij | orakelen | orakelden | hebben georakeld |
jullie | orakelen | orakelden | hebben georakeld |
zij, ze | orakelen | orakelden | hebben georakeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Orakelen with some of the pronouns.
- Ik orakel over de toekomst van technologie.
- Jij orakelt graag over politiek.
- Hij orakelt vaak over zijn dromen.
- Wij orakelen over de betekenis van het leven.
- Zij orakelen over mysterieuze gebeurtenissen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Orakelen with some of the pronouns.
- Vroeger orakelde ik over de toekomst.
- Toen jij jonger was, orakelde je altijd over de wereldreizen die je zou maken.
- Hij orakelde elke avond in zijn dagboek.
- In die periode orakelden wij veel over politiek.
- Zij orakelden vroeger over bovennatuurlijke verschijnselen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Orakelen with some of the pronouns.
- Ik heb georakeld over de uitkomst van de wedstrijd.
- Jij hebt al veel georakeld over de liefde.
- Hij heeft eerder georakeld over dit onderwerp.
- Wij hebben samen georakeld over onze plannen.
- Zij hebben al georakeld over mogelijke oplossingen.