overkrijgen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | krijg over | kreeg over | heb overgekregen |
jij, je, u | krijgt over | kreeg over | hebt overgekregen |
hij, zij, het | krijgt over | kreeg over | heeft overgekregen |
wij | krijgen over | kregen over | hebben overgekregen |
jullie | krijgen over | kregen over | hebben overgekregen |
zij, ze | krijgen over | kregen over | hebben overgekregen |
PresensBeta
Example presens sentences for Overkrijgen with some of the pronouns.
- Ik krijg over een nieuw boek.
- Jij krijgt over een goede cijfer.
- Hij/Zij/Het krijgt over een interessante baan.
- Wij krijgen over een lange reis.
- Jullie krijgen over een mooie verrassing.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overkrijgen with some of the pronouns.
- Ik kreeg over een nieuwe fiets.
- Jij kreeg over een leuke vakantie.
- Hij/Zij/Het kreeg over een spannend avontuur.
- Wij kregen over een interessant boek.
- Jullie kregen over een mooi cadeau.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overkrijgen with some of the pronouns.
- Ik heb overkregen wat ik wilde.
- Jij hebt overgekregen hoeveel geld je nodig had.
- Hij/Zij/Het heeft overgekregen wat hij/zij verdiende.
- Wij hebben overgekregen waar we om vroegen.
- Jullie hebben overgekregen wat jullie verwachtten.