verlappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verlap | verlapte | heb verlapt |
jij, je, u | verlapt | verlapte | hebt verlapt |
hij, zij, het | verlapt | verlapte | heeft verlapt |
wij | verlappen | verlapten | hebben verlapt |
jullie | verlappen | verlapten | hebben verlapt |
zij, ze | verlappen | verlapten | hebben verlapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verlappen with some of the pronouns.
- Ik verlap regelmatig informatie aan mijn vrienden.
- Jij verlapt altijd je geheimen aan iedereen.
- Hij verlapt nooit zijn bronnen in zijn nieuwsartikelen.
- Wij verlappen soms onze plannen aan elkaar.
- Zij verlappen te veel tijdens de les.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verlappen with some of the pronouns.
- Ik verlapte regelmatig informatie aan mijn vrienden.
- Jij verlapte altijd je geheimen aan iedereen.
- Hij verlapte nooit zijn bronnen in zijn nieuwsartikelen.
- Wij verlapten soms onze plannen aan elkaar.
- Zij verlapten te veel tijdens de les.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verlappen with some of the pronouns.
- Ik heb informatie verlaten aan mijn vrienden.
- Jij hebt altijd je geheimen verlaten aan iedereen.
- Hij heeft nooit zijn bronnen in zijn nieuwsartikelen verlaten.
- Wij hebben soms onze plannen aan elkaar verlaten.
- Zij hebben te veel tijdens de les verlaten.