overschitteren

Conjugations List of Overschitteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverschitteroverschitterdeheb overschitterd
jij, je, uoverschittertoverschitterdehebt overschitterd
hij, zij, hetoverschittertoverschitterdeheeft overschitterd
wijoverschitterenoverschitterdenhebben overschitterd
jullieoverschitterenoverschitterdenhebben overschitterd
zij, zeoverschitterenoverschitterdenhebben overschitterd

Presens

Example presens sentences for Overschitteren with some of the pronouns.

  • Ik overschitter vandaag op het podium.
  • Jij overschittert met je talenten.
  • Hij/zij/het overschittert in de sportcompetitie.
  • Wij overschitteren met onze prestaties.
  • Jullie overschitteren met jullie inzet.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Overschitteren with some of the pronouns.

  • Vroeger overschitterde ik altijd tijdens optredens.
  • Toen ik jonger was, overschitterde jij vaak met je talenten.
  • Hij/zij/het overschitterde regelmatig in de sportcompetitie.
  • In die tijd overschitterden wij met onze prestaties.
  • Jullie overschitterden altijd dankzij jullie inzet.

Perfectum

Example perfectum sentences for Overschitteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren overschitterd op het podium.
  • Jij hebt al meerdere keren met je talenten overschitterd.
  • Hij/zij/het heeft vorige week in de sportcompetitie overschitterd.
  • Wij hebben met onze prestaties overschitterd.
  • Jullie hebben dankzij jullie inzet overschitterd.