overzwemmen

Conjugations List of Overzwemmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzwem overzwom overben overgezwommen
jij, je, uzwemt overzwom overbent overgezwommen
hij, zij, hetzwemt overzwom overis overgezwommen
wijzwemmen overzwommen overzijn overgezwommen
julliezwemmen overzwommen overzijn overgezwommen
zij, zezwemmen overzwommen overzijn overgezwommen

Presens
Beta

Example presens sentences for Overzwemmen with some of the pronouns.

  • Ik zwem over naar de overkant van het meer.
  • Jij zwemt over de rivier om bij de picknickplaats te komen.
  • Hij/Zij/Het zwemt regelmatig over in het buitenzwembad.
  • Wij zwemmen over het kanaal tijdens onze jaarlijkse zwemtocht.
  • Jullie zwemmen vaak over naar het eiland voor een dagje uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overzwemmen with some of the pronouns.

  • Vroeger zwom ik altijd over naar de overkant van het meer.
  • Als kind zwom jij regelmatig over de rivier om bij de picknickplaats te komen.
  • Hij/Zij/Het zwom elke zomer over in het buitenzwembad.
  • Wij zwommen vroeger over het kanaal tijdens onze jaarlijkse zwemtocht.
  • Jullie zwommen graag over naar het eiland voor een dagje uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overzwemmen with some of the pronouns.

  • Ik ben overgezwommen naar de andere kant van het meer.
  • Jij hebt de rivier overgezwommen om bij de picknickplaats te komen.
  • Hij/Zij/Het is regelmatig overgezwommen in het buitenzwembad.
  • Wij zijn over het kanaal heen gezwommen tijdens onze jaarlijkse zwemtocht.
  • Jullie hebben vaak naar het eiland overgezwommen voor een dagje uit.