peigeren

Conjugations List of Peigeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpeigerpeigerdeheb gepeigerd
jij, je, upeigertpeigerdehebt gepeigerd
hij, zij, hetpeigertpeigerdeheeft gepeigerd
wijpeigerenpeigerdenhebben gepeigerd
julliepeigerenpeigerdenhebben gepeigerd
zij, zepeigerenpeigerdenhebben gepeigerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Peigeren with some of the pronouns.

  • Ik peigeren
  • Jij peigert
  • Hij/Zij peigert
  • Wij peigeren
  • Jullie peigeren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Peigeren with some of the pronouns.

  • Ik peigeerde
  • Jij peigeerde
  • Hij/Zij peigeerde
  • Wij peigeerden
  • Jullie peigeerden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Peigeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepeigeerd
  • Jij hebt gepeigeerd
  • Hij/Zij heeft gepeigeerd
  • Wij hebben gepeigeerd
  • Jullie hebben gepeigeerd