piepelen

Conjugations List of Piepelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpiepelpiepeldeheb gepiepeld
jij, je, upiepeltpiepeldehebt gepiepeld
hij, zij, hetpiepeltpiepeldeheeft gepiepeld
wijpiepelenpiepeldenhebben gepiepeld
julliepiepelenpiepeldenhebben gepiepeld
zij, zepiepelenpiepeldenhebben gepiepeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Piepelen with some of the pronouns.

  • Ik piepel
  • Jij pepeelt
  • Hij/Zij/Het pepeelt
  • Wij pepelelen
  • Jullie pepelelen
  • Zij piepelen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Piepelen with some of the pronouns.

  • Ik piepelde
  • Jij pepeelde
  • Hij/Zij/Het pepeelde
  • Wij pepeelden
  • Jullie pepeelden
  • Zij piepelden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Piepelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gepiepeld
  • Jij hebt gepiepeld
  • Hij/Zij/Het heeft gepiepeld
  • Wij hebben gepiepeld
  • Jullie hebben gepiepeld
  • Zij hebben gepiepeld