popelen

Conjugations List of Popelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpopelpopeldeheb gepopeld
jij, je, upopeltpopeldehebt gepopeld
hij, zij, hetpopeltpopeldeheeft gepopeld
wijpopelenpopeldenhebben gepopeld
julliepopelenpopeldenhebben gepopeld
zij, zepopelenpopeldenhebben gepopeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Popelen with some of the pronouns.

  • Ik popel om de nieuwe leerlingen te ontmoeten.
  • Jij popelt om op vakantie te gaan.
  • Hij popelt om aan het project te beginnen.
  • Wij popelen om de resultaten te zien.
  • Zij popelen om de wedstrijd te winnen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Popelen with some of the pronouns.

  • Ik popelde om de nieuwe leerlingen te ontmoeten.
  • Jij popelde om op vakantie te gaan.
  • Hij popelde om aan het project te beginnen.
  • Wij popelden om de resultaten te zien.
  • Zij popelden om de wedstrijd te winnen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Popelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gepopeld om de nieuwe leerlingen te ontmoeten.
  • Jij hebt gepopeld om op vakantie te gaan.
  • Hij heeft gepopeld om aan het project te beginnen.
  • Wij hebben gepopeld om de resultaten te zien.
  • Zij hebben gepopeld om de wedstrijd te winnen.