priegelen

Conjugations List of Priegelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpriegelpriegeldeheb gepriegeld
jij, je, upriegeltpriegeldehebt gepriegeld
hij, zij, hetpriegeltpriegeldeheeft gepriegeld
wijpriegelenpriegeldenhebben gepriegeld
julliepriegelenpriegeldenhebben gepriegeld
zij, zepriegelenpriegeldenhebben gepriegeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Priegelen with some of the pronouns.

  • Ik priegel aan mijn schilderij.
  • Jij priegelt met je pen.
  • Hij/Zij priegelt aan zijn/haar knoop.
  • Wij priegelen met de puzzelstukjes.
  • Zij priegelen met hun haar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Priegelen with some of the pronouns.

  • Ik priegelde aan mijn schilderij.
  • Jij priegelde met je pen.
  • Hij/Zij priegelde aan zijn/haar knoop.
  • Wij priegelden met de puzzelstukjes.
  • Zij priegelden met hun haar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Priegelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gepriegeld aan mijn schilderij.
  • Jij hebt gepriegeld met je pen.
  • Hij/Zij heeft gepriegeld aan zijn/haar knoop.
  • Wij hebben gepriegeld met de puzzelstukjes.
  • Zij hebben gepriegeld met hun haar.