afhameren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hamer af | hamerde af | heb afgehamerd |
jij, je, u | hamert af | hamerde af | hebt afgehamerd |
hij, zij, het | hamert af | hamerde af | heeft afgehamerd |
wij | hameren af | hamerden af | hebben afgehamerd |
jullie | hameren af | hamerden af | hebben afgehamerd |
zij, ze | hameren af | hamerden af | hebben afgehamerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afhameren with some of the pronouns.
- Ik hamer af op het belang van goede communicatie.
- Jij hamert af op je standpunt, maar ik ben het er niet mee eens.
- Hij/zij/het hamert af en toe op de tafel om aandacht te krijgen.
- Wij hameren af tijdens de vergadering om tot een besluit te komen.
- Jullie hameren af op de verkeerde dingen. Focus je op de prioriteiten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afhameren with some of the pronouns.
- Ik hamerde af op de oude werkwijze, maar niemand luisterde.
- Jij hamerde af op de slechte kwaliteit van het product.
- Hij/zij/het hamerde af op de onduidelijkheid van de instructies.
- Wij hamerden af op de lange wachttijden.
- Jullie hamerden af op de hoge kosten van het project.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afhameren with some of the pronouns.
- Ik heb afgehamerd op de nieuwe regels.
- Jij hebt afgehamerd op de verbeteringen die nodig waren.
- Hij/zij/het heeft afgehamerd op de financiƫle situatie.
- Wij hebben afgehamerd op de contractvoorwaarden.
- Jullie hebben afgehamerd op de planning voor het evenement.