pulken

Conjugations List of Pulken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpulkpulkteheb gepulkt
jij, je, upulktpulktehebt gepulkt
hij, zij, hetpulktpulkteheeft gepulkt
wijpulkenpulktenhebben gepulkt
julliepulkenpulktenhebben gepulkt
zij, zepulkenpulktenhebben gepulkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Pulken with some of the pronouns.

  • Ik pulk aan de losse draadjes van mijn trui.
  • Jij pulkt altijd aan je nagels.
  • Hij/zij pulkt vaak aan zijn/haar oorlelletje.
  • Wij pulken de korstjes van onze wonden.
  • Jullie pulken aan de velletjes rond jullie nagels.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pulken with some of the pronouns.

  • Ik pulkte aan de losse draadjes van mijn trui.
  • Jij pulkte altijd aan je nagels.
  • Hij/zij pulkte vaak aan zijn/haar oorlelletje.
  • Wij pulkten de korstjes van onze wonden.
  • Jullie pulkten aan de velletjes rond jullie nagels.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pulken with some of the pronouns.

  • Ik heb aan de losse draadjes van mijn trui gepulkt.
  • Jij hebt altijd aan je nagels gepulkt.
  • Hij/zij heeft vaak aan zijn/haar oorlelletje gepulkt.
  • Wij hebben de korstjes van onze wonden gepulkt.
  • Jullie hebben aan de velletjes rond jullie nagels gepulkt.