puncteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | puncteer | puncteerde | heb gepuncteerd |
jij, je, u | puncteert | puncteerde | hebt gepuncteerd |
hij, zij, het | puncteert | puncteerde | heeft gepuncteerd |
wij | puncteren | puncteerden | hebben gepuncteerd |
jullie | puncteren | puncteerden | hebben gepuncteerd |
zij, ze | puncteren | puncteerden | hebben gepuncteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Puncteren with some of the pronouns.
- Ik puncteer de belangrijkste punten in mijn presentatie.
- Jij puncteert altijd heel nauwkeurig.
- Hij/Zij puncteert de tekst met rode pen.
- Wij punctueren de zinnen met behulp van leestekens.
- Jullie punctueren de paragrafen zorgvuldig.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Puncteren with some of the pronouns.
- Ik puncteerde de belangrijkste punten in mijn presentatie.
- Jij puncteerde altijd heel nauwkeurig.
- Hij/Zij puncteerde de tekst met rode pen.
- Wij puncteerden de zinnen met behulp van leestekens.
- Jullie puncteerden de paragrafen zorgvuldig.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Puncteren with some of the pronouns.
- Ik heb de belangrijkste punten in mijn presentatie gepuncteerd.
- Jij hebt altijd heel nauwkeurig gepuncteerd.
- Hij/Zij heeft de tekst met rode pen gepuncteerd.
- Wij hebben de zinnen gepuncteerd met behulp van leestekens.
- Jullie hebben de paragrafen zorgvuldig gepuncteerd.