reciteren

Conjugations List of Reciteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikreciteerreciteerdeheb gereciteerd
jij, je, ureciteertreciteerdehebt gereciteerd
hij, zij, hetreciteertreciteerdeheeft gereciteerd
wijreciterenreciteerdenhebben gereciteerd
julliereciterenreciteerdenhebben gereciteerd
zij, zereciterenreciteerdenhebben gereciteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Reciteren with some of the pronouns.

  • Ik reciteer een gedicht voor de klas.
  • Jij reciteert regelmatig mooie teksten.
  • Hij reciteert de woorden met passie.
  • Zij reciteert haar favoriete gedichten in het theater.
  • Wij reciteren samen een lied.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Reciteren with some of the pronouns.

  • Ik reciteerde vroeger vaak gedichten.
  • Jij reciteerde regelmatig mooie teksten in de oude dagen.
  • Hij reciteerde de woorden altijd met emotie.
  • Zij reciteerde haar favoriete gedichten tijdens de bijeenkomsten.
  • Wij reciteerden samen liedjes onder de sterrenhemel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Reciteren with some of the pronouns.

  • Ik heb het gedicht voor de klas gereciteerd.
  • Jij hebt regelmatig mooie teksten gereciteerd.
  • Hij heeft de woorden met passie gereciteerd.
  • Zij heeft haar favoriete gedichten in het theater gereciteerd.
  • Wij hebben samen een lied gereciteerd.