repen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | reep | reepte | heb gereept |
jij, je, u | reept | reepte | hebt gereept |
hij, zij, het | reept | reepte | heeft gereept |
wij | repen | reepten | hebben gereept |
jullie | repen | reepten | hebben gereept |
zij, ze | repen | reepten | hebben gereept |
PresensBeta
Example presens sentences for Repen with some of the pronouns.
- Ik rep nu de stof voor mijn tentamen.
- Jij rept regelmatig over je favoriete boek.
- Hij/zij rept nooit over zijn/haar problemen.
- Wij repen gisteren over de vergadering van vandaag.
- Jullie repen altijd snel naar de winkel als er sale is.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Repen with some of the pronouns.
- Ik rept altijd over mijn dromen en doelen.
- Jij rept vroeger veel over je reiservaringen.
- Hij/zij rept zelden over zijn/haar verleden.
- Wij repten gisteravond over onze jeugdherinneringen.
- Jullie repten langdurig over de mogelijke oplossingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Repen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren over de nieuwe ontwikkelingen gerept.
- Jij hebt al vaak over dit onderwerp gerept.
- Hij/zij heeft nog nooit over zijn/haar successen gerept.
- Wij hebben vorige week uitvoerig gerept over het project.
- Jullie hebben veel interessante feiten gerept tijdens de presentatie.