woekeren

Conjugations List of Woekeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwoekerwoekerdeheb gewoekerd
jij, je, uwoekertwoekerdehebt gewoekerd
hij, zij, hetwoekertwoekerdeheeft gewoekerd
wijwoekerenwoekerdenhebben gewoekerd
julliewoekerenwoekerdenhebben gewoekerd
zij, zewoekerenwoekerdenhebben gewoekerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Woekeren with some of the pronouns.

  • Deze plant woekert snel en verspreidt zich overal in de tuin.
  • Het probleem van onkruid woekert voort in onze achtertuin.
  • De corruptie woekert al jaren in deze organisatie.
  • Het gerucht begon te woekeren en verspreidde zich door het hele dorp.
  • Het idee van duurzaamheid woekert steeds meer in de samenleving.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Woekeren with some of the pronouns.

  • Het onkruid woekerde snel en verspreidde zich overal in de tuin.
  • De corruptie woekerde jarenlang in deze organisatie.
  • Het gerucht woekerde voort en verspreidde zich door het hele dorp.
  • Het idee van duurzaamheid woekerde langzaam in de samenleving.
  • De economische crisis woekerde in die tijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Woekeren with some of the pronouns.

  • Het onkruid heeft zich snel woekerend verspreid in de tuin.
  • De corruptie heeft jarenlang woekerend bestaan in deze organisatie.
  • Het gerucht is snel woekerend rondgegaan en heeft zich door het hele dorp verspreid.
  • Het idee van duurzaamheid heeft zich steeds verder woekerend ontwikkeld in de samenleving.
  • De belegging heeft woekerend winst opgeleverd.