tentoonspreiden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spreid tentoon | spreidde tentoon | heb tentoongespreid |
jij, je, u | spreidt tentoon | spreidde tentoon | hebt tentoongespreid |
hij, zij, het | spreidt tentoon | spreidde tentoon | heeft tentoongespreid |
wij | spreiden tentoon | spreidden tentoon | hebben tentoongespreid |
jullie | spreiden tentoon | spreidden tentoon | hebben tentoongespreid |
zij, ze | spreiden tentoon | spreidden tentoon | hebben tentoongespreid |
PresensBeta
Example presens sentences for Tentoonspreiden with some of the pronouns.
- Ik tentoonspreid mijn kunstwerken tijdens de expositie.
- Jij tentoonspreidt je talenten op het podium.
- Hij tentoonspreidt zijn kennis tijdens de presentatie.
- Wij tentoonspreiden onze producten op de beurs.
- Zij tentoonspreiden hun liefde voor muziek in de band.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tentoonspreiden with some of the pronouns.
- Ik tentoongespreidde mijn kunstwerken tijdens de expositie.
- Jij tentoongespreidde je talenten op het podium.
- Hij tentoongespreidde zijn kennis tijdens de presentatie.
- Wij tentoongespreidden onze producten op de beurs.
- Zij tentoongespreidden hun liefde voor muziek in de band.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tentoonspreiden with some of the pronouns.
- Ik heb mijn kunstwerken tentoongespreid tijdens de expositie.
- Jij hebt je talenten tentoongespreid op het podium.
- Hij heeft zijn kennis tentoongespreid tijdens de presentatie.
- Wij hebben onze producten tentoongespreid op de beurs.
- Zij hebben hun liefde voor muziek tentoongespreid in de band.